word image
Handout zu Referat

Communisme in Rusland – Koude oorlog

2.856 / ~7 sternsternstern_0.75stern_0.3stern_0.3 Richard F. . 2012
<
>
Download

Handout
Geschichte / Historik

St.-Georg-Gymnasium Bocholt

H.J.F.

Richard F. ©
3.00

0.23 Mb
sternsternstern_0.75stern_0.3stern_0.3
ID# 23357







Tijdlijn: Communisme in Rusland – Koude oorlog

1905: De opstand van boerden en arbeiders in leidt tot de instelling van de Doema (parlement)

1909: een aantal Nederlanders richtten hun eigen Sociaal Democratische Partij (SDP) op. Na de Oktoberrevolutie in de Sovjet-Unie veranderde de SDP de partijnaam in Communistische Partij Holland (CPH).

1917: Op 23 februari brak in Sint-Petersburg een hongeroproer uit. Op 2 maart deed tsaar Nicolaas II afstand van de troon, want zijn positie was onhoudbaar geworden. Deze gebeurtenis wordt de Februarirevolutie genoemd. In de nacht van 25 op 26 oktober namen de bolsjewieken de regering gevangen (ze plegen een coup). Diezelfde nacht zette het congres van Sovjets in het Smolney-instituut de voorlopige Regering af.

Door de Oktoberrevolutie kregen de bolsjewieken onder leiding van Lenin alle macht in handen. De Tsjeka werd opgericht, de communistische opvolger van de Geheime dienst van de Tsaren. De Tsjeka streed tegen sabotage en mensen die tegen de revolutie waren.

1918: In maart sloot Lenin met Duitsland vrede van Brest-Litovsk. In Rusland brak een burgeroorlog uit doordat Lenin maar 25% van de stemmen in de verkiezingen kreeg. Het Rode leger van de bolsjewieken vocht tegen de ‘Witten’ de legeronderdelen die de tsaar trouw bleven. De Witten kregen steun van een aantal Westerse landen, die tegen het communisme waren.

Na de overwinning van het Rode leger, veranderde Rusland in een communistische staat. Op 17 juli werd de keizerlijke familie op persoonlijk bevel van Lenin geëxecuteerd. Na de burgeroorlog voerde Lenin een aantal veranderingen in. De hoofdstad werd Moskou in plaats Petrograd.

1921: Boeren moesten graan afstaan aan de staat dat leidt tot protest en in de extreem droge zomer ontstond een verschrikkelijke hongersnood. Er kwamen naar schatting 14 miljoen burgers om. De NEP (Nieuwe Economische Partij) werd opgericht. De boeren hoefden nog maar een klein deel van hun producten aan de staat te leveren.

1922: De Sovjet-Unie werd officieel opgericht. De communistische partij had als enige partij alle macht in de staat. Het land werd een eenpartijstaat. Je kon in de Sovjet-Unie alleen nog functies vervullen als je lid van de communistische partij was. Lenin gaat over in nationalisatie, de staat nam fabrieken, grond en machines in beslag.

1924: Na de dood van Lenin werd Joseph Stalin leider van de Sovjet-Unie en hij bleef dat tot aan zijn dood. Hij wilde van de Sovjet-Unie een machtig communistisch land maken. Er ontstaat een machtstrijd tussen Trotski en Stalin over de opvolging van Lenin, Stalin wint.

1928: Stalin voerde een planeconomie in, een systeem waarbij de economie door de staat werd gepland en geleid. Hij liet vijfjarenplannen opstellen, waarin stond wat en hoeveel er per jaar geproduceerd moest worden, gedurende een periode van vijf jaar.

1929: De verkoop van landbouwproducten bracht niet genoeg op door de economische crisis. Stalin bepaalde in het eerste vijfjarenplan dan ook dat er grote collectieve landbouwbedrijven, kolchozen, moesten komen. Collectivisatie van de landbouw, om de landbouw te moderniseren en de productie te verhogen.

1934: Sergej Kirov wordt vermoord. De Grote terreur is begonnen de periode vanwaarin (mogelijke) tegenstanders worden opgepakt en berecht. Een extra zware straf was dwangarbeid in een van de vele strafkampen die de Sovjet-Unie telde. Het ergst waren de strafkampen in Noord-Siberië.

1935: De collectivisatie was voltooid, naar schatting 5 tot 10 miljoen mensen stierven als gevolgen van de collectivisatie. De staat bepaalde waar de mensen leefden en werkten. De Sovjet-Unie veranderde zo in een totalitaire dictatuur, waarbij de regering het leven van de burgers volledig controleerde en beheerste. De periode van totalitaire dictatuur in de Sovjet-Unie wordt daarom ook wel de tijd van het Stalinisme genoemd.

Stalin werd de Rode Tsaar genoemd. Tegenstanders van Stalin belande in Goelags (strafkampen). De Geheime politie speelt in deze totalitaire dictatuur een grote rol. De geheime dienst van de tsaren bleef na de Oktoberrevolutie gewoon bestaan. Jezjov was hoofd van de Geheime dienst.

Op verzoek van de Sovjet-Unie veranderde de partijnaam nogmaals in Communistische Partij van Nederland (CPN). De CPN zag de Sovjet-Unie als het grote voorbeeld. De waarheid was een blad van de CPN.

1938: Einde van de grote terreur.

1939: In augustus sloten de ministers van buitenlandse zaken Von Ribbentrop en Molotov (van Duitsland en de Sovjet-Unie) een niet-aanvalsverdrag. Het Molotov-Ribbentroppact. Hierin stond dat Duitsland en de Sovjet-Unie elkaar niet zouden aanvallen in de Tweede Wereldoorlog en de verdeling van Polen. Op 1 septemberviel Duitsland Polen aan.

De Sovjet-Unie marcheerde ruim 2 weken later binnen. Stalin kreeg ook nog de Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen).

1941: Op 22 juni vielen Duitse tropen de Sovjet-Unie binnen en veegden de vloer aan met het Rode leger. Stalin vroeg en kreeg daarop steun van Engeland en de VS.

De CPN organiseerden de Februaristaking in Amsterdam.

1942: In het najaar stonden de Duitsers in het noorden voor Sint-Petersburg, in hoofdstad Moskou en in het zouden voor Stalingrad aan de Wolga. Deze laatste stad, die Stalins naam droeg, mocht absoluut niet in Duitse handen vallen. Er werd vijfeneenhalve maand lang hard om elke straat gevochten. In februari 1943 won het Rode legerde slag bij Stalingrad.

1945: De Amerikaanse president Roosevelt, de Russische leider Stalin en de Engelse premier Churchill elkaar in februari in Jalta op de Krim in de Sovjet-Unie. Ze spraken af dat er een internationale organisatie zou worden opgericht om de wereldvrede te bewaren. Deze organisatie werd al in juni opgericht onder de naam Verenigde Naties. In april schudde Amerikaanse en Russische soldaten elkaar de hand aan de oevers van de rivier de Elbe.

Op 8 mei gaf nazi-Duitsland zich over. In de VS was Truman, de gestorven president Roosevelt opgevolgd. Truman was fel anticommunistisch en liet dat ook blijken. Zijn Trumanleer hield in dat Amerika alles zou doen om te voorkomen dat het aantal communistische landen zich zou uitbreiden. Truman deelde Stalin mee dat de VS een atoombom hadden gemaakt en deze gingen gebruiken in de oorlog in Azië.

Dat gebeurde op 6 en 9 augustus. Boven de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki werden atoombommen afgeworpen.In Korea was de situatie vergelijkbaar met die in Duitsland. De VS en de Sovjet-Unie hadden het land bevrijd van de Japanse bezetting en verdeelden het land in bezettingszones langs de 38e breedtegraad. Hieruit ontstonden in 1948 twee verschillende landen: het kapitalistische Zuid-Korea en het communistische Noord-Korea.

1946: Churchill sprak al over het ontstaan van een IJzeren Gordijn. Hiermee bedoelde hij de grens tussen het kapitalistische West-Europa en het communistische Oost-Europa. West Duitsland kreeg de naam de Bondsrepubliek Duitsland (BDR). Daar was een kapitalistische economie ontstaan, het land had een zelfgekozen bestuur. In Oost-Duitsland (Duitse Democratische Republiek, DDR) ging het er heel anders aan toe.

Dat land werd een communistische eenpartijstaat met een planeconomie.

Zijn Marshallplanbeloofde financiële en economische hulp aan alles Europese landen. De enige voorwaarde die de Amerikanen aan de hulp stelden, was dat er Europese samenwerking zou ontstaan.

1948: Om de economie goed op gang te brengen, was er een nieuwe munt nodig. Zonder overleg met de Sovjet-Unie werd in de Amerikaanse, Franse en Engelse bezettingszone in juni werd de Duitse mark ingevoerd. Stalin sloot op 24 juni alle toegangswegen naar West-Berlijn af, zodat dit deel van de stad niet meer bereikt kon worden. De ongeveer 2,5 miljoen West-Berlijners moesten zich maar zien te redden.

De Amerikanen lieten dit niet zomaar gebeuren. Zij besloten West-Berlijn via de lucht te gaan bevoorraden. Per dag brachten ze ongeveer 13000 ton aan goederen naar de stad. Al tijdens de oorlog overlegden de drie grootmachten over de situatie in Europa na de oorlog.

1949: Het communistische Oostblok en het Kapitalistische Westen stonden vanaf 1949 steeds meer tegenover elkaar. De Koude Oorlog was een periode van voortdurende spanningen tussen Oost en West, en die spanningen werden steeds groter. Inmei beëindigde Stalin de blokkade in Berlijn. Op 4 april werd de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) opgericht.

In het verdrag beloofden de VS, Canada en een aantal Europese landen elkaar te steunen bij een aanval op één van hen. Toen de Sovjet-Unie ook een atoombom had ontstond een bewapeningswedloop. Vanaf de jaren ’50 vluchtten echter steeds meer Oost-Berlijners via West-Berlijn naar de Bondsrepubliek. Met name jonge mensen met een goede opleiding vertrokken naar vrije Westen.

1950: In Oost-Duitsland werd een geheime dienst ingevoerd. Deze Staatssicherheitsdienst, ook wel Stasi genoemd, ondervroeg tussen 1950 en 1990 tienduizenden mensen in Berlijn.

1951: In Europa richtten zes Europese landen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op.

1953: Stalin kreeg op 1 maarteen hersenbloeding en stierf zonder bij bewustzijn te komen op 5 maart. Stalin werd opgevolgd door Chroesjtsjov.

1954: Vietnam leek eveneens ook communistisch te worden tot 1954 was Vietnam een kolonie van Frankrijk geweest. Nadat de Franse waren vertrokken, was Vietnam opgedeeld in een communistisch Noord-Vietnam en kapitalistisch Zuid-Vietnam.

1955: Ook West-Duitsland lid van de NAVO. De Sovjet-Unie kon niet achterblijven en sloot samen met de Oostbloklanden een ander militair bondgenootschap: het Warschaupact.

1959: Op Cuba was een communistische regering aan de macht gekomen. Fidel Castro was de machtigste man.

1960: Cubaanse vluchtelingen vielen onder Amerikaanse leiding Cuba binnen om de communisten te verdrijven. Vanaf begin jaren ’60 stuurde Amerika militaire adviseurs en wapens naar Zuid-Vietnam om het communisme te stoppen en te voorkomen dat buurlanden ook communistisch zou worden. Dit wordt de dominotheorie genoemd.

Men schat dat ongeveer 1 op de 60 Oost-Duitsers voor de Stasi werkte.

1962: Amerikaanse spionagevliegtuigen ontdekten de Russische lanceerplaatsen die op Cuba waren geplaatst. President Kennedy liet Amerikaanse marineschepen Cuba blokkeren. Op 28 oktober liep de Cubacrisis met een sisser af. Chroesjtsjov gaf op het laatste moment de Russische schepen de opdracht terug te keren naar de Sovjet-Unie. De VS liet Cuba met rust en sloten met de Russen een geheime overeenkomst waar onder andere er een begin gemaakt met besprekingen over ontwapening.

1973: Amerikaanse soldaten trokken zich terug uit Vietnam. Twee jaar later werd heel Vietnam communistisch.

1985: Tot 1985 werd de Sovjet-Unie geleid door communisten die geen veranderingen wilden. In de Sovjet-Uniekwam er met Michael Gorbatsjov een nieuw soort leider aan de macht. Gorbatsjov wilde dat de vraag naar en het aanbod van producten de prijzen, in plaats van de staat.

1987: De VS reageerde positief en in 1987 sloten Gorbatsjov en de Amerikaanse president Reagan een verdrag. Hierin spraken ze af dat bepaalde soorten kernwapens werden afgeschaft.

Maar toen de demonstraties niet stopten en het Russische leger niet ingreep, moest de Oost-Duitse regering wat doen. Ze besloten op 9 november de doorgang van de Berlijnse muur open te stellen, zodat iedereen vrij kon reizen. In Tsjecho-Slowakije, Bulgarije en Roemenië werd in november en december het communistische systeem afgeschaft. De belangrijkste voorwaarde voor de Duitse eenwording was dat er democratische verkiezingen kwamen in Oost-Duitsland.

Ook moest het verenigde Duitsland lid blijven van de NAVO. De VS, de Sovjet-Unie, Frankrijk, Groot-Brittannië en Oost-Duitsland keurde deze voorwaarden goed.

1990: Door de goedgekeurde voorwaarden in Duitsland konden op 3 oktober de twee Duitslanden weer verenigd worden in één land. De Koude Oorlog was voorbij.

1991: De Sovjet-Unie viel uiteen en Gorbatsjov werd als president overbodig. De VS waren voortaan de enige grootmacht in de wereld. De CPN werd opgeheven. De partij ging samen met de PSP (Pacifische Socialistische Partij), de Evangelische Volkspartij (EVP) en de PPR (Politieke Partij Radicalen) op in GroenLinks.


Begrippen: Communisme in Rusland – Koude oorlog

Oktoberrevolutie – de machtsovername op 25 oktober 1917 in Rusland door de Bolsjewieken onder leiding van Lenin.

Februarirevolutie – de opstand die op 23 februari 1917 in Sint Petersburg begon met demonstraties en stakingen die ertoe leidde dat de tsaar afstand moest doen van de troon.

Bolsjewieken – Russische socialisten onder leiding van Lenin; ze geloofden in de ideeën van Karl Marx die voorspelde dat er een revolutie van arbeiders zou komen; de bolsjewistische partij zou deze revolutie moeten leiden.

Sovjets – een plaatselijke raad van arbeiders, boeren en soldaten.

Geheime politie – onderdeel van de Geheime dienst die tegenstanders opspoorde en uit de ruimte; de communistische Geheime kreeg de naam Tsjeka.

Communisme – het streven naar een samenleving waarin iedereen gelijk is; zo’n samenleving zou volgens communisten tot stand komen via een revolutie waarin de arbeiders de macht grepen; grond, grondstoffen, fabrieken en machines werden daarna eigendom van de staat; in Rusland kwamen na de revolutie van 1917 de communisten aan de macht.

Eenpartijstaat – een staat waarin maar één partij is toegestaan, die alle macht heeft.

Nationalisatie – grond, fabrieken en machines, en alle andere particuliere bezittingen worden eigendom van de staat.

Planeconomie – economisch stelsel waarbij de regering bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd moet worden; ook wel geleide economie genoemd.

Vijfjaarplannen – economische plannen opgesteld door de regering waarin stond wat en hoeveel er geproduceerd moest worden in een periode van vijf jaar.

Kolchozen – gemeenschappelijke boerderijen die door de regering in de Sovjet-Unie werden opgericht en die moesten produceren volgens vijfjarenplannen.

Collectivisatie – het samenvoegen van bestaande zelfstandige boerderijen in de Sovjet-Unie tot grote gezamenlijke (collectieve) boerderijen.

Grote terreur – periode van 1934 tot 1938 waarin Stalin een schrikbewind voerde in de Sovjet-Unie; miljoenen mensen werden naar strafkampen verbannen of vermoord.

Strafkampen – kampen in Sovjet-Unie waar mensen die zich verzetten tegen de communistische regering dwangarbeid moesten verrichten.

Molotov-Ribbentropact – niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie in 1938, gesloten (en genoemd naar) de ministers van buitenlandse zaken.

Slag bij Stalingrad – veldslag tussen de legers van Hitler en het Rode leger, die na ruim vijf maanden in februari 1943 door de Sovjet-Unie werd gewonnen; deze velslag was een keerpunt in de oorlog tegen Hitler.

Verenigde Naties – internationale organisatie, opgericht in 1945, waarin bijna allen landen zijn vertegenwoordigd; de belangrijkste taak is het toezien op vrede en veiligheid in de wereld.

Trumanleer – Amerikaanse buitenlandse politiek, genoemd naar president Truman; deze politiek wilde voorkomen dat het aantal communistische landen zou toenemen.

IJzeren Gordijn – grens van prikkeldraad en wachttorens die dwars door Europa liep en van 1945 tot 1989 het communistische Oost-Europa scheidde van het kapitalistische West-Europa.

Oostblok – landen in Oost-Europa met een communistische regering onder leiding van de Sovjet-Unie.

Grootmachten – de machtige landen na de Tweede Wereldoorlog: de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie.

Marshallplan – financieel en economisch hulpplan van de Amerikanen voor Europa uit 1947, genoemd naar de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marshall.

Europese samenwerking – West-Europese landen gingen op economisch gebied met elkaar samenwerken, als eerste op het gebied van kolen en staal; in 1951 richtten zes Europese landen daarom de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op.

Koude Oorlog – periode van spanningen (1945-1990) tussen het communistische Oosten onder leiding van de Sovjet-Unie en het kapitalistische Westen onder leiding van de Verenigde Staten; een echte oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie is er nooit gekomen.

NAVO – Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, opgericht op 4 april 1949; een militair bondgenootschap tussen de Verenigde Staten, Canada en een aantal Europese landen om een aanval van de Sovjet-Unie te voorkomen.

Bewapeningswedloop – een soort wedstrijd tussen de grootmachten om zo veel mogelijk wapens te produceren om elkaar af te schrikken.

Dominotheorie – het idee dat als één land communistisch wordt, de buurlanden zullen volgen.

Berlijnse muur – muur tussen Oost- en West-Berlijn; door de Oost-Duitse regering gebouwd op 13 augustus 1961; tot 9 november 1989 waren Oost- en West-Berlijn door deze muur gescheiden.

Cubacrisis – een confrontatie tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten in oktober 1962 over de plaatsing van kernwapens op Cuba; de crisis leidde bijna tot een derde wereldoorlog.

Ontwapening – het verminderen van het aantal (atoom)wapens.

Duitse eenwording – de hereniging van Oost- en West-Duitsland tot één land op 3 oktober 1990.



| | | | |
Tausche dein Hausarbeiten