Boven is het stil - Gerbrand Bakker
Verwerkingsopdracht
De belangrijkste dag in het verhaal is 19 april 1967. Op deze dag overlijdt de tweelingbroer van Helmer bij een auto-ongeluk. Helmer studeerde tot die tijd in Amsterdam. Hij volgde een studie Nederlandse letter- en taalkunde. Henk zou de boerderij overnemen van zijn vader en Helmer zou iets met taal gaan doen.
Henk werd daarom altijd al voorgetrokken door zijn vader en Helmer had op deze manier een vervelende jeugd gehad, daarom had hij ook zo een hekel aan zijn vader. Door het overlijden van zijn broer moest Helmer de boerderij overnemen. Hij moest stoppen met zijn studie en moest weer aan het werk op de boerderij.
Deze gebeurtenis is vooral zo belangrijk, omdat het hele verhaal hierom gaat. Als Henk niet omgekomen was, zou Helmer niet op de boerderij wonen en niet het verhaal kunnen vertellen. Dit is ook nog eens een belangrijk moment in Helmers leven. Als dit niet gebeurd was, zou hij vrij zijn en zou hij doen wat hij wilde, maar nu zit hij vast aan de boerderij.
Ook denkt hij er erg vaak aan terug in het verhaal. Hij verteld de lezer dan over wat er gebeurt is en hoe hij erover dacht. Je krijgt een goed beeld van de situatie van Helmer in die tijd.
Ik denk dat dit boek wel boven mijn andere boeken uitsteekt, omdat het iets voorstelt. Mijn andere boeken gaan over de Tweede Wereldoorlog en daar gaat het meer om het verhaal. Toen ik dit boek las, dacht ik dat er veel meer achter zou zitten en het zette me aan het denken.
Ik dacht na over de intentie van de schrijver en dat had ik niet bij de boeken over de Tweede Wereldoorlog. Daar ging het me meer om het spannende verhaal en niet om de achterliggende gedachte. Daarnaast vind ik het leuk dat het een nieuw thema is. Ik las voor dit jaar ook al veel over de Tweede Wereldoorlog en dat begon eigenlijk een beetje saai te worden.
Het vroegste punt in het boek is de dood van Henk. Dit is de eerste echte functionele flashback, want de stukjes die eerder waren, gingen meer over hun jeugd en waren niet zo belangrijk voor het verhaal. Het ongeluk gebeurde op 19 april 1967: ‘Begin april had Riet haar rijbewijs gehaald.
Op 19 april wilde ze Henk laten zien dat ze haar papiertje niet had gehaald vanwege haar glimlach, zoals hij dacht, zoals zoveel mannen denken. Ik had die middag een college historische taalkunde gehad en fietste naar huis. De wind waaide uit het zuidwesten, ik had hem in mijn rug, mijn jas was niet dichtgeritst.
Moeder zat in de keuken, alleen. ‘Henk is dood,’ zei ze. Bij de Moordenaarsbraak, tussen Edam en Warder, was Riet van de weg geraakt omdat een haar tegemoetkomende auto niet aan de kant was gegaan.’ Het laatste moment in het boek is dat Helmer eindelijk naar Denemarken gaat.
Hij gaat samen met Jaap, de oude knecht van zijn vader, op reis. Dit is in de zomer van een jaar. Ik kon het niet achterhalen, maar ik wist wel dat het in de zomer was: ‘“Het is bijna voorbij,’ zegt vader. ‘Ja,’ zeg ik, denkend aan eerder vandaag. Het raam staat wagenwijd open.
De vertelde tijd is dus van 19 april 1967 tot en met de zomer van een bepaald jaar, waarschijnlijk rond 2000.
DE
